Een artistieke verkenning in de Prehistorische Kunst

Gerdi Fonk

 

 

 

In 2015 besloot ik gehoor te geven aan een oude droom. Na voor de eerste keer in het echt de betoverende schoonheid van een in de prehistorie beschilderde grot ondervonden te hebben. Foto’s van die oude kunstwerken hadden me altijd al sterk aangetrokken. Maar in het echt zo nabij zijn is nog iets helemaal anders. Het emotioneerde me sterk een ontroering waar ik geen woorden voor heb. In het echt zijn de beelden minder goed geconserveerd en minder sterk van kleuren dan de bewerkte en geretoucheerde foto’s. Ook is de totale ervaring van de grot met de verschillende figuren veel intenser dan een door het kader van een foto beperkte uitsnede van die werkelijkheid.

 

Na wat aarzelen besloot ik in de wintermaanden van 2015 en 2016 een vakantiewoning te huren en 7 maanden de tijd te nemen om me grondig in die beelden te verdiepen en zoveel mogelijk informatie te verzamelen over de achtergrond ervan. En dat was eigenlijk een droom die al heel lang ergens in mijn geest lag te sluimeren.

 

Als locatie koos ik de gemeente van Les Eyzies-de-Tayac. Een klein dorpje in de Périgord, wat de hoofdstad van de prehistorie genoemd wordt. Er is een groot museum en een internationaal informatiecentrum met uitgebreide bibliotheek waar alles te vinden is wat daarover bekend is. In die regio zijn een uitzonderlijk veel prehistorische grotten en archeologische vindplaatsen. Er zijn resten van alle periodes dat er menselijke aanwezigheid was in Europa. Van lang voor onze soort, de “Cro-Magnon”, tot het heden.

 

De winterperiode had ook als voordeel dat er nauwelijks toeristen zijn. Want veel van deze uitzonderlijke vindplaatsen en grotten zijn nu toeristische trekpleisters en symbolen van Frankrijk’s nationale trots en oude geschiedenis. In de winter hebben de gidsen ook meer tijd om meer specifieke vragen te beantwoorden en hun eigen fascinatie en passie te delen.

 

Naast het bestuderen van dit onderwerp heb ik geschilderd om mijn indrukken weer te geven. Bijna elke dag stond schilderen op mijn programma. Tot er een reeks was van 50 werken.

 

Achteraf terug blikkend kan ik gemakkelijker onderscheiden wat me beïnvloed heeft terwijl ik schilderde en wat terug te vinden is in mijn werk. Daarnaast is er heel veel interessante informatie in de bloeiende geschiedenis van het wetenschappelijk onderzoek. Maar daar kan ik maar beperkt aandacht aan besteden. Ik ben geen prehistoricus. Ik kan slechts schrijven over wat mij als kunstenaar en mens raakt en inspireert.

 

Ik heb geschilderd met aardepigmenten, rode en gele oker, witte klei, zwarte manganese, groene aarde en verschillende bruin tinten. Hetzelfde kleurenpalet wat ook al in de prehistorie gebruikt werd. Natuurlijke aarde, superfijn gewreven tot poeder dan aangelengd met water en eigeel. Waarschijnlijk ook een techniek oud als de prehistorie. Hoewel ze toen ook nog andere dierlijke producten gebruikten, zoals bloed, en vet en het kalkhoudende water uit de grotten zelf, wat sterk door de rotswanden opgezogen wordt. Bij gebrek aan beschikbare rotswand of grot om in te werken heb ik aquarelpapier gebruikt, dik genoeg om veel lagen en krassen te verdragen.

 

Wat me in de eerste plaats trof wanneer ik in die oude grotten was is de ruimte zelf en hoe die gevormd is door aarde en water. De sporen van ondergrondse rivieren, het doorsijpelende water wat in sommigen nog steeds naar beneden drupt met het typische geluid wat daarbij hoort. En de rijkdom aan ‘vloeiende’ vormen die daardoor gecreëerd wordt. Een grot is een levend gegeven op zich wat nog steeds in wording en verandering is. En dat oude werk is geïntegreerd in het leven van de grot. Het verschuift soms zachtjes van plaats, het wordt afgesloten van de buitenwereld als er een deel van de grot instort, er vormen zich nieuwe lagen van steen en kalk (calciet) over de oude tekeningen heen.

 

De grotten zijn zeer verschillend in sfeer en in vorm van de ruimte. Soms groot en ruim, breed en hoog, één van de grotten in de Pyreneeën werd in de oorlog gebruikt om vliegtuigen te bergen. Andere grotten zeer klein, of soms lang en nauw. Plaatsen waar men in de prehistorie honderden meters op handen en voeten naar binnen gekropen is om daar dan te werken. De meeste grotten werden niet gebruikt voor bewoning. Men leefde eventueel in de ingang maar men had ook elders huizen en tenten. Het werk in de diepte van de grot had geen functioneel nut, het is een culturele uiting. Maar op sommige plekken was er ook werk aan de buitenkant van de grotten, gebeeldhouwd en geschilderd. Je moet je dat voorstellen in een toendra landschap vergelijkbaar met Canada of Scandinavië nu. Er waren veel minder bomen en er was veel maanden sneeuw en dan zie je al van ver een rotswand beschilderd met rode oker…..Zeker de Cro-Magnon mens, onze soort decoreerde bijna elk object wat hij of zij heeft gebruikt.

 

De vorm van de ruimte van de grot spreekt nog op een andere manier door het licht wat gebuikt wordt. In de prehistorie werden olielampen en fakkels gebruikt. Het flakkerende licht maakt het levend karakter van die rotswanden nog meer zichtbaar. En ook de tekeningen en schilderijen bewegen mee in dat licht en worden daardoor nog meer levend.

 

De prehistorische kunstenaars lieten zich inspireren door de vormen en texturen die al in de rotswand aanwezig waren. Breuklijnen in de rotswand vallen samen met de ruggen of buiklijnen van gerepresenteerde dieren, holle of bolle vormen in de steen accentueren de welving van een buik of borstkas. Net als Michelangelo haalden ze uit de steen wat er al in was.

 

Als je schildert op rechthoekig wit papier ontbreekt dat gegeven. Vaak ben ik dan ook met schilderen begonnen om een rotswand te schilderen, gevormd door aarde en water, getekend door breuklijnen. Ik heb veel foto’s gemaakt van de rotswanden om voeling te krijgen met de typische texturen en structuren die daarin zitten. Van daaruit groeit het schilderij.

 

Niet allen mensen maar ook dieren hebben hun sporen achter gelaten in de grotten. Vooral holenberen hebben sommige grotten gebruikt als plek om te overwinteren. Na hun winterslaap scherpten ze hun nagels aan de rotswanden.

 

De prehistorische mensheid heeft ons niet alleen de zo bekende schilderijen achtergelaten maar heeft ook veel tekeningen en gravures gemaakt. Met houtskool werd getekend, met stenen beitels werd in de rotswand gekerfd, in fijne lichtende lijnen. Soms werd de getekende vorm ook gekleurd met verf maar niet altijd en vaak ook is de meer kwetsbare verflaag na enkele duizenden jaren verdwenen.  Soms werd in zachte klei met de vingertoppen een spel van kronkelende lijnen getekend die men nu met macaroni of spaghetti vergelijkt.

 

De kunst in die grotten in Frankrijk bestrijkt vaak een zeer lange periode in de geschiedenis, maximaal zo’n 30.000 jaar. In verschillende periodes kwamen mensen en soms dieren daar, om er hun sporen achter te laten. De mensen leefden als nomaden en jagers, verzamelaars, ze kwamen daar, werkten daar voor een aantal maanden maar dan trokken ze weer verder. Misschien kwamen ze later terug, misschien ook niet. Sommige grotten zijn duidelijk door 1 persoon gemaakt. Men kan dat afleiden uit de manier waarop de lijnen getekend zijn. De grot van Altamira is daar een voorbeeld van. Anderen zijn door groepen tezamen gemaakt, Lascaux is hier het klassieke voorbeeld, waar zelfs sporen gevonden zijn van uitgebreide houten stellingen die gebruikt werden om hoog te werken en een enorme hoeveelheid aan olielampen. Weer andere zijn door enkelen gemaakt. En heel vaak zijn er tekeningen over elkaar heen gemaakt, door dezelfde groep of door anderen enkele duizenden jaren later. Waarom dat zo gebeurde weten we niet.

Er was zeker een heel andere waardering en beleving rond een individueel werk dan wij nu hebben rond een kunstwerk.

 

 

Op het eerste zicht zijn de grijze lijnen van de gravures weinig spectaculair. Maar wanneer je meer gewend bent te kijken en patronen te herkennen dan wordt dat web van lijnen uit verschillende lagen in de geschiedenis bijzonder boeiend. Je herkent iets en dan is het weer weg en dan zie je weer iets anders. Het is een spel van illusies en projecties gecreëerd door de toeschouwer en gegeven door die lange geschiedenis en het samenspel van natuurlijke vormende factoren de aarde, het water, de dieren, de mensen en de tijd.

Het heeft een betoverende fascinerende schoonheid.

 

Het spelen met in de verf gekerfde lijnen is iets wat me bijzonder boeide in dit schilderproces. Als ook het gegeven tijd en gelaagdheid.

 

In de donkere onderwereld van een grot verlies je gemakkelijk elk gevoel voor tijd. Er verandert ook iets met je gevoel voor ruimte. De prehistorische kunstenaars beperkte zich niet tot werken op de muren ze werkten ook op de plafons en de vloeren van een grot en een dier kan ook vanuit verschillende hoeken en perspectieven afgebeeld worden op dezelfde wand. Er is geen verankerde grondlijn of horizon aangegeven. Het is als zweven in een universum met eindeloze ruimte rondom je in alle richtingen. Neuropsychologen hebben erop gewezen dat een verblijf in een grond met het gebrek aan de gewone zintuigelijke prikkels gemakkelijk leidt tot verschuivingen in bewustzijnstoestanden. Mogelijk zijn een aantal werken ook gemaakt in een trance-toestand.

 

De geschiedenis en vele verschillende invalshoeken van wetenschappelijk onderzoek naar deze oeroude sporen van de mensheid maakt duidelijk hoe moeilijk het is iets te zien wat buiten ons eigen referentiekader valt. We zien wat we menen te herkennen en wat overeenstemt met onze opvattingen. Het is fascinerend dat je dan zo verschillende zaken kunt zien vanuit eenzelfde vertrekpunt. Het maakt duidelijk dat ons waarnemen van de wereld rondom ons een zeer creatief en interactief proces is.

 

Mijn schilderijen heb ik voortdurend gedraaid terwijl ik werkte zodat de meesten van verschillende kanten bekeken kunnen worden. Het was leuk om te merken dat verschillende toeschouwers ook heel verschillende dingen zien. Vaak zaken waar ikzelf nooit aan gedacht heb. Daarmee heb ik die moeilijk te beschrijven ervaring een beetje kunnen delen hoop ik.

 

Het laatste wat ik wil vernoemen is dat in de ruim 30.000 jaar die deze kunststroming bestrijkt er verschillende hoofd periodes te onderscheiden zijn. Periodes die van elkaar onderscheiden kunnen worden door een verschil in de gebruikte werktuigen en verschillen in stijl van tekenen. Meer of minder realisme of meer of minder abstractie, gebruik van eenzelfde perspectief voor een figuur of verschillende perspectieven in één figuur. Deze overgangen gingen steeds gepaard met klimaatsveranderingen. Ook het tamelijke abrupte einde zo’n 10.000 jaar geleden ging gepaard met een plotse klimaatsopwarming en het begin van vestiging op één vaste plek om daar landbouw te bedrijven.

We staan nu ook opnieuw voor een drastische klimaatsverandering die ongetwijfeld ook een drastische culturele verandering met zich mee zal brengen. Wie weet wat later gevonden zal worden als overblijfselen van onze cultuur en hoe men dat dan interpreteren zal…

 

Gerdi

 

Geschreven naar aanleiding van de tentoonstelling in het Hannah huis: “Avant hier et après demain”.
Maart 2017

 

www.fonkgerdi.com